Een itemprofiel is een profiel waarin u velden definieert voor een adres , document , dossier , of workflowprofiel. Een itemprofiel bepaalt de manier waarop een boek wordt weergegeven in JOIN Zaak & Document. Door gebruik te maken van itemprofielen hoeft u niet voor elk nieuw boek, dat u aanmaakt, de velden te definiëren. U koppelt het boek aan het gewenste itemprofiel en het boek is klaar voor gebruik. Zo kunt u bijvoorbeeld een itemprofiel maken voor een boek Klachten. U kunt dit itemprofiel vervolgens koppelen aan boeken Klachten 2018-2019-2020 etc. U hoeft dan maar één keer het profiel te maken en kunt het steeds weer opnieuw gebruiken.
U kunt zelf een itemprofiel maken, maar u kunt ook gebruik maken van verschillende standaardprofielen die JOIN beschikbaar stelt. Dit bespaart u veel tijd bij het instellen van de velden. In deze handleiding beschrijven wij hoe u zelf itemprofielen maakt en bewerkt.
Als u een profiel wilt maken, bepaalt u eerst voor welk gedeelte van JOIN Zaak & Document dit profiel bedoeld is. U hebt de keuze uit adres-, contactpersonen-, document-, dossierboeken, workflows en eventueel ook een itemtype van uw eigen keuze dat door JOIN voor u gemaakt kan worden. Vervolgens maakt u een ontwerp van het boek dat u voor uw gebruikers beschikbaar wilt stellen. Ook bepaalt u welke velden u in het boek terug wilt zien, welke eigenschappen daar bij horen en in welke volgorde de velden in de Lijst en het Registratiescherm zichtbaar moeten zijn. Hierna kunt u in de Admin Tool het itemprofiel aanmaken.
Naast de hierboven genoemde profielen kent JOIN ook een DSP-profiel. Dat wijkt af van andere profielen omdat er geen nieuw itemprofiel aan toegevoegd kunnen worden. Daarnaast is het ook mogelijk om de technische consultants van JOIN andere itemtypen te laten maken, bijvoorbeeld Projecten, waardoor u ook andersoortige itemprofielen kunt maken.
In de knoppenbalk van het Center bij de itemprofielen bevinden zich verschillende knoppen:
Knop | Functie | Toetscombinatie |
---|---|---|
Terug naar de lijst | Alt B. | |
Nieuw itemprofiel | Alt N. | |
Bewaren | Alt S. | |
Annuleren | Alt C. | |
Profiel importeren | Alt I. | |
Profiel exporteren | Alt E. | |
Profiel verwijderen | Alt R. | |
Toon alleen actieve velden | ||
Taallogo’s waarmee veldnamen in een andere taal vastgelegd kunnen worden. |
Selecteer in de Navigatie Applicatiebeheer -> Itemprofielen. De verschillende soorten itemprofielen worden in de Navigatie eronder geopend.
Alle velden, veldinstellingen en rechten uit het bestaande profiel worden dan overgenomen in uw nieuwe profiel. U klikt vervolgens op OK.
Klik op OK en u kunt de specifieke kenmerken van het nieuwe itemprofiel vastleggen.
Onder de knoppenbalk van het Center bevinden zich verschillende tabbladen. Direct onder de tabs kan de naam van het itemprofiel ingevuld worden. Kiest u hiervoor een duidelijk herkenbare naam, in ons voorbeeld Aanvraag horeca vergunning.
Onder de naam van het itemprofiel bevindt zich een dikke grijze balk met omschrijvingen van de kolommen die eronder staan. Standaard zijn alle velden onder deze balk gesorteerd op Veldnaam. Door op een andere omschrijving in de balk te klikken, wordt de sortering op dit element toegepast.
Onder de balk vindt u de lijst van velden, veldinstellingen en rechten. Omdat er meer zaken beschikbaar zijn dan op een scherm passen, bevindt zich zowel rechts van als onder het Center een schuifbalk. Om naar onder te scrollen kunt u ook het scroll wieltje op de muis gebruiken.
In een eerdere fase heeft u een ontwerp gemaakt voor een nieuw boek in JOIN Zaak & Document, nu gaat u dit ontwerp uitvoeren. In het ontwerp heeft u aangegeven welke velden u in het boek terug wilt zien, welke eigenschappen daar bij horen en in welke volgorde de velden in de Lijst en het Registratiescherm zichtbaar moeten zijn.
Er bestaan verschillende soorten veldtypen en per veld dat u aan eindgebruikers beschikbaar wilt stellen, bepaalt u welk type u nodig heeft. JOIN kent de volgende veldtypen:
Veldtype | Omschrijving |
---|---|
TEXT | Tekst met een maximum van 250 tekens |
MEMO | Tekst met een grote inhoud (uitgebreide inhoud) |
BOL | Tekst met een maximum van 1 teken, wordt als ja/nee veld (vinkveld) gebruikt |
DATE | Datumveld in het formaat dag – maand – jaar |
NUM | Numeriek veld waarin uitsluitend getallen kunnen worden opgenomen |
Als voorbeeld maken wij het veld ‘Aanvullende informatie’ aan. Hiervoor is het veldtype TEXT nodig. In JOIN Admin kiezen we in de kolom Veldnaam een TEXT veldtype; we nemen TEXT10. De veldnamen in deze kolom zijn overigens interne veldnamen die zichtbaar zijn voor de applicatiebeheerder maar niet voor de eindgebruikers. Door op TEXT10 te klikken, kunt u de specifieke instellingen voor dit veld vastleggen.
De volgende instellingen zijn mogelijk:
Optie | Betekenis |
---|---|
Veldinstellingen | |
Veldnaam | Vaste waarde, deze is niet wijzigbaar. |
Gebruikte lengte | Maximaal in te voeren tekens. |
Beschrijving | De omschrijving die getoond wordt aan de eindgebruiker |
Invoerinstructie | Wanneer de eindgebruiker het veld heeft aangeklikt komt deze tekst achter het veld te staan. |
Formulierinstellingen | |
Toon in formulier | Geeft aan of dit veld zichtbaar moet zijn in het Registratiescherm. |
Breedte formulier | Geeft het aantal zichtbare tekens in het Registratiescherm. |
Formulier volgnr. | Geeft de positie van dit veld in het Registratiescherm. 0 is niet zichtbaar. |
Lijstinstellingen | |
Toon in lijst | Geeft aan of dit veld zichtbaar moet zijn in de Lijst. |
Breedte lijst | Geeft het aantal zichtbare tekens in de Lijst. |
Lijst volgnr. | Geeft de positie van dit veld in de Lijst. 0 is niet zichtbaar. |
Tabelinstellingen | |
Tabel | Geeft aan welke tabel aan dit veld gekoppeld moet worden. Geen keuze betekent dat er niets gekoppeld wordt. Vanaf deze plaats kunt u direct doorklikken naar de betreffende tabel. |
Tabelniveau | Geeft bij een gelaagde tabel aan welk niveau er gekoppeld moet worden. |
Max 1 tabelwaarde | Geeft aan dat maximaal 1 waarde uit de tabel gekozen kan worden. |
Tabelkeuze verplicht | Geeft aan of de gekozen waarde in de tabel moet staan. |
Snelle opzoektabel | Zorgt dat ook in grote tabellen snel gezocht kan worden. De eindgebruiker kan de beginletters van een waarde intypen en JOIN geeft automatisch het woord dat het meest overeenkomt. |
Standaardwaarde instellingen | |
Standaardwaarde | Waarde die bij nieuwe documenten, dossiers of adressen al ingevuld is. Achter de waarde staat een knop waarmee de waarde getest kan worden, wanneer deze als macro wordt uitgevoerd. |
Macro | De standaardwaarde wordt niet letterlijk genomen, maar als variabele. |
Automatisch | Automatisch uniek volgnummer. |
Invoerbeperkingen | |
Verplicht | Geeft aan dat de eindgebruiker verplicht is dit veld in te vullen. |
Verplicht Macro | Het verplicht zijn van een veld hangt af van een macro, bijvoorbeeld: |
ALS het veld COMPANY gevuld is, DAN moet het veld MAILADDRESS ook ingevuld worden. | |
Invoer patroon | De eindgebruiker is verplicht het veld op de voorgeschreven manier in te vullen. Voert u hier de volgende waarde in: |
AB~-9999.00.999 Geeft dit als resultaat voor de eindgebruiker: | |
Op de plaats van de onderstreping worden 10 cijfers ingevuld. | |
Alleen-lezen | Geeft aan dat het veld alleen gelezen kan wordt en dus niet wijzigbaar is. |
Unieke waarde | Geeft aan dat twee dezelfde waarden niet in verschillende registraties gebruikt kunnen worden. |
Beperkt invoerscherm | Geeft aan of dit veld op het beperkte invoerscherm zichtbaar is. Als dit vinkje uit staat is dit veld niet zichtbaar voor gelimiteerde gebruikers (zie gebruikersrechten). |
U kiest de gewenste instellingen en legt deze vast door op OK te drukken. Het is overigens ook mogelijk om de veldinstellingen direct in de betreffende kolommen in te voeren. Gezien de overzichtelijkheid adviseren wij de hierboven beschreven werkwijze te hanteren.
Als u Nederlandse beschrijvingen hebt ingevoerd in een itemprofiel, zullen gebruikers die in het Engels, Frans of Duits werken deze veldnamen ook in het Nederlands zien. U kunt echter ook anderstalige beschrijvingen invoeren. U gaat als volgt te werk:
Herhaal de stappen 2 en 3 voor alle itemprofielen waarvoor u een vertaling wilt invoeren.
Nadat de specifieke kenmerken van een itemprofiel ingesteld zijn, kunnen via de aanwezige tabbladen koppelingen gelegd worden met boeken, gebruikersprofielen, gebruikers en administratorniveaus. Ook kunnen een aantal andere opties aangegeven worden en bij een itemprofiel voor workflow tot slot is een tabblad actiecodes aanwezig.
Op het tabblad Boeken vindt u de boeken die aan het geselecteerde itemprofiel kunnen worden gekoppeld (bij het itemprofiel ADDRESS bijvoorbeeld alleen adresboeken).
Als het boek voor het itemprofiel nog niet bestaat, moet u het boek eerst aanmaken. In het hoofdstuk Boeken aanmaken leest u hoe u dit doet.
U kunt ook een koppeling maken met een boek dat al is gekoppeld aan een ander itemprofiel. Door zo’n boek aan te vinken, verdwijnt de oude koppeling en treedt de nieuwe koppeling in werking.
Boeken die niet zijn gekoppeld aan een itemprofiel krijgen het standaard itemprofiel voor dit type boek toegewezen. Zodra u dit boek koppelt aan een door u gemaakt itemprofiel zal de koppeling met het standaardprofiel verdwijnen.
Op het tabblad Gebruikersprofielrechten stelt u de rechten in voor elk gebruikersprofiel. Hiermee bepaalt u welk recht een gebruikersgroep heeft bij het gebruik van de boeken die gekoppeld zijn aan het geselecteerde itemprofiel. Deze rechten gelden, tenzij u specifieke rechten bij het boek zelf instelt.
Op het tabblad Gebruikersprofielrechten worden de namen van alle beschikbare gebruikersprofielen weergegeven. Als u een nieuw itemprofiel heeft gemaakt, staat achter ieder gebruikersprofiel een vinkje in de kolom Standaard. Dat betekent dat er geen rechten zijn. U stelt als volgt rechten in:
Recht | Functie |
---|---|
Standaard | De gebruikersgroep heeft geen toegang tot de objecten die gekoppeld zijn aan het itemprofiel. |
Geen toegang | De gebruikers hebben geen toegang tot de objecten die gekoppeld zijn aan het itemprofiel (objecten verdwijnen). |
Raadplegen | De gebruikers mogen de gegevens van de objecten wel inzien maar niet veranderen. |
Bewerken | De gebruikers mogen de gegevens van de objecten veranderen. |
Toevoegen | De gebruikers mogen de gegevens van de objecten veranderen en nieuwe gegevens toevoegen |
Verwijderen | De gebruikers hebben een volledige toegang tot de objecten en mogen gegevens veranderen, toevoegen en verwijderen. |
Een gebruiker heeft standaard de rechten van het bijbehorende Gebruikersprofiel. Als u andere rechten aan een gebruiker wilt toekennen, kan dat op het tabblad Gebruikersrechten.
Om het gebruikersrecht van een individuele gebruiker te wijzigen, gaat u als volgt te werk:
Op het tabblad Opties stelt u een profiel in waarin gekoppelde adressen, dossiers of documenten worden getoond.
We geven een voorbeeld: Op de documententab van een dossierboek bevinden zich meerdere documenten, afkomstig uit verschillende boeken. Deze boeken kunnen gemaakt zijn op basis van hun eigen itemprofiel, waardoor de veldkeuze en volgorde verschillend kan zijn. Om de hierboven genoemde lijst op de gewenste manier te tonen kunt u het meest geschikte itemprofiel selecteren als standaard lay-out voor dit tabblad.
Via de optie Bestandsnaam-macro is het mogelijk een interne veldnaam op te geven. Wordt vervolgens een bestand opgeslagen met JOIN Now in het betreffende documentboek dat gebruik maakt van het itemprofiel, dan zal de naam van het bestand gewijzigd worden. De waarde die ingegeven wordt is de interne veldnaam, die gebruikt wordt in het profiel, voorgaande aan het isgelijkteken (=).
Wilt u een Administratorniveau beheerrechten geven op een itemprofiel, dan kunt u dit aangeven op het tabblad Administratorniveaus. Op het tabblad zijn twee hyperlinks zichtbaar: Gekoppelde administratorniveaus en Beschikbare administratorniveaus. Achter deze hyperlinks staat een cijfer tussen haakjes, waarmee aangegeven wordt hoeveel niveaus beheerrechten hebben op het itemprofiel (gekoppeld zijn) en welke niveaus deze rechten nog niet hebben (beschikbaar zijn). Door op een hyperlink te klikken, of door op de pijltjesicoon voor de link te klikken, worden alle Administratorniveaus uit de betreffende categorie zichtbaar.
Administratorniveaus koppelen:
Een Administratorniveau ontkoppelen:
U kunt ook administratorniveaus koppelen of ontkoppelen door middel van slepen:
Het tabblad Actietypen is beschikbaar bij Workflowprofielen.
Om een tijdige en juiste afhandeling van documenten, dossiers en adressen te garanderen, kunnen aan een registratie diverse acties worden gekoppeld. Zo kunt u vastleggen welke route gevolgd moet worden, welke acties ondernomen moeten worden, wie voor welke actie verantwoordelijk is en wanneer de uiterste afhandeldatum is.
De behandelaar is altijd een gebruiker van JOIN Zaak & Document. Het inrichten en beheren van de actietypen wordt in JOIN Zaak & Document gedaan door gebruikers die rechten hebben om in de map Beheer te werken. In de handleiding van JOIN Zaak & Document vindt u hierover meer informatie.
De actietypen koppelt u vervolgens in JOIN Admin aan een workflowprofiel. Kiest u voor Itemprofiel -> Workflowprofiel, dan ziet u in het Center het tabblad Actietypen. Dit tabblad is uitsluitend beschikbaar bij een workflowprofiel, niet bij andere typen itemprofielen. Het bestaat uit drie subtabbladen: Adres, Document en Dossier. U kunt op elk subtabblad aangeven welke actietypen aan het workflowprofiel moeten worden gekoppeld.
Op ieder subtabblad zijn twee hyperlinks zichtbaar: gekoppelde acties en beschikbare acties. Achter deze hyperlinks staat een cijfer tussen haakjes, waarmee aangegeven wordt hoeveel acties al gekoppeld zijn en hoeveel acties in totaal beschikbaar zijn. Door op een hyperlink te klikken, of door op de pijltjes voor de link te klikken, worden alle acties uit de betreffende categorie zichtbaar.
Een actie koppelen:
Een actie ontkoppelen:
U kunt ook acties koppelen of ontkoppelen door middel van slepen:
Als je een itemprofiel hebt aangemaakt in een testomgeving, kun je dit exporteren zodat je het profiel kunt hergebruiken in je productieomgeving. In de navigatie selecteert u Applicatiebeheer -> Itemprofielen en vervolgens het gewenste profieltype. De lijst met beschikbare profielen verschijnt in het Center.
Klik op het itemprofiel dat u wilt exporteren. Klik vervolgens op Profiel exporteren in de werkbalk van het Center. Hiermee kan een itemprofiel worden geëxporteerd als een XML-bestand. Door op deze knop te klikken verschijnt er een scherm. Je kunt nu de tabelnaam en de te exporteren tabellen selecteren. Door vervolgens op Exporteren te drukken, wordt het profiel opgeslagen.
Als u een itemprofiel gemaakt hebt in een testomgeving en dit profiel heeft geëxporteerd, dan kunt u het vervolgens importeren in de productieomgeving van JOIN. U selecteert in de Navigatie Applicatiebeheer -> Itemprofielen en vervolgens het gewenste profieltype.
In de knoppenbalk van het Center klikt u op de knop Profiel importeren. Hiermee kan een itemprofiel als XML-bestand geïmporteerd worden. Door op deze knop te drukken, verschijnt een scherm. Via de knop Zoek selecteert u de locatie op uw netwerkschijf of pc waar u het XML-bestand opgeslagen heeft. Door vervolgens op Importeren te drukken, wordt het profiel geïmporteerd.
Het kan zijn dat de lijst met beschikbare itemprofielen erg lang is. Om te zorgen dat deze overzichtelijk blijft, kunt u deze ordenen in groepen.
Vervolgens gaat u itemprofielen onderbrengen in een groep door middel van slepen:
Met een zogenaamd lijstprofiel kunt u afdwingen dat gekoppelde registraties (zoals gekoppelde adressen bij een zaak of een document of gekoppelde documenten bij een zaak) altijd met dezelfde kolommen wordt getoond op het tabblad van de gekoppelde registraties.
Laten we hier als voorbeeld gekoppelde documenten bij een dossier of zaak nemen:
let op: om te voorkomen dat u dit profiel voor ieder zaaktype apart moet instellen, volstaat het bij Zaken om het lijstprofiel alleen in te stellen in het itemprofiel van het Hoofdboek “zaken”. De instelling werkt dan automatisch door in alle onder het zakenboek ingestelde zaaktype-dossierboeken.